Elize van der Werff – beeldend kunstenaar (1950)
Authenticiteit en werkelijkheid
“Als je iets niet kunt zien, moet je zorgen dat je iemand vindt die het wel ziet”
Elize eert het verleden en verbindt met haar kunst het gisteren, het nu en de toekomst met beelden en woorden. Een rode draad in haar werk. Kunst omdat het moet, creëren als levensdrijfveer. Een vrouw met weelderige krullenbos en alerte ogen achter een ronde rode bril die als kind het liefste droomt en van geschiedenis houdt. Gedurende haar kleurrijke leven tilt ze zichzelf steeds naar een hoger niveau van de kunsten door het aaneen rijgen van de vele kunsttechnieken die ze leert en vooral door het ‘te doen’. Steeds een betere versie van zichzelf scheppend, steeds scheppen, het gaat om het werk.
Jeugd en opleiding
Het ouderlijke milieu was academisch, intellectueel en politiek geëngageerd gelardeerd met kunstinvloeden. Kunstzinnig is ze al vanaf het prille begin. In haar tienerjaren zit ze bij een ’jeugd fotogroep.’ Ze schiet met haar half kleinbeeld Konica camera opnames van wat ze ziet; oud vuilobjecten in het water, gekleurde letters, menselijke portretten. Zo wordt ze een expert in het kijken. “Weinig mensen kijken, ik neem het zoals het is; de werkelijkheid.” Ze ontwikkelt het fotomateriaal zelf in haar eigen ‘doka’, de donkere kamer, en experimenteert al met andere dan de gebruikelijke mogelijkheden, zoals met de zwart-wit korrelgrootte. Het ‘veel doen’ vormt de basis van haar veelzijdige en authentieke oeuvre. Fotografie, keramiek, glasobjecten, installaties, schilderijen, aquarellen, halskettingen, bronzen, gedichten, poëzie, kinderknutselboeken en textielvormen.
Op school kan Elize al goed tekenen, een gooi naar de kunstacademie is uitgesloten thuis. In ‘68 vertrekt ze richting vrijheid, op kamers, de toekomst heeft vleugels. Ze volgt de pedagogische academie. Nadat haar oudtante, kunstschilder, overlijdt krijgt ze al haar schildersmateriaal. Geïnspireerd volgt ze dan op zaterdagochtend schilderles in olieverftechnieken.
Grootvader
De liefde voor kunst zat al in de genen. Haar grootvader ‘deed’ de kunstacademie. Het realisme kwam al gauw dat zijn talent elders ligt en dat hij liever over kunst spreekt, ermee werkt of erover schrijft dan het zelf te maken. Kunstenaar als beroep is ook in die jaren een lastige basis voor een gegarandeerde toekomstige broodwinning. Deze visie en zijn liefde voor Elizes grootmoeder, én de door de schoonouders gestelde voorwaarde om met haar te kunnen trouwen, maakt dat hij in Heidelberg kunstgeschiedenis gaat studeren om een academische titel te verwerven. Een ‘drie-in-een’ creatie; liefde voor kunst, zijn vrouw en kans op een goed betaalde functie. Later wordt hij eerst conservator bij en daarna directeur van het Haags Gemeentemuseum. Op zijn werkkamer staan rijen kunstboeken, waaronder zijn eigen werk, de muren behangen met kunstplaten en tekeningen. Elize logeert regelmatig bij haar grootouders in Den Haag, er wordt dan steeds veel gesproken over het onderwerp; ‘kunst.’ Volgens haar grootvader is zij de enige is die ‘verstand heeft’ van kunst in de familie. Zelf verbrandt hij zijn eigen kunstarbeid als het zijn predicaat ‘niet goed genoeg’ draagt. De lat kan hoog liggen bij kunstenaars. Wanneer het bij Elize gaat over het door haar afgekeurde ‘mindere’ werk, zet ook zij de vlam erin… Haar zoon, Cas, zelf kunstenaar, raadt haar dit met klem af, en deze gewoonte, in plaats van haar werk, verdwijnt daarna in de prullenbak.
Dat haar hersens hongerig zijn en doordat ze steeds op doorgaande ontwikkeling is gericht haalt ze in de jaren ’80 nog haar MO-A lerarenopleiding . “Er moet altijd wat te doen zijn.” Inmiddels woont en werkt ze in Bloemendaal. Behalve het beeldende zit ook de woordkunst in Elizes DNA. Haar grootmoeder Elize Knuttel-Fabius schrijft rond 1900 succesvol kinderboeken, dit genetisch ingebakken talent vind je terug in Elizes gedichten, poëzie en prentenboeken. Soms slaat iets een generatie over. “Een kind draagt ook het verleden mee in het heden.”
Vleugels en dieren
Vleugels en dieren zijn geliefde onderwerpen in Elizes werk. Je kinderhart gaat sneller kloppen van haar dierenschilderijen. Konijnen, beren, poezen, vogels en mythische dieren zijn hier ware sprookjesfiguren. Hoewel ze niet gelovig is opgevoed en dat ze wel met het religieuze ‘ergens’ is verbonden, laat haar werk zien van een naakte engel met vrouwelijke vormen en Bijbel. In frêle lijnen prachtig neergezet in een pastelkleurige compositie. Vleugels en vogels tekenen haar voorliefde voor vrijheid; ‘vliegen’, net als Icarus. Op vliegveld Gilze-Rijen gaf het zweefvliegen haar dat; de boodschap van met vleugels in de lucht zijn, is vrijheid. “De mens is de enige soort die elkaar opsluit.”
Op de kast staan, keurig in het gelid opgesteld, dertien plastic zwarte kraaien die nog wachten op een passende kunstuiting. “ Eerst krijg ik inspiratie, dan maak ik het. Zwart, zwartgallig is de doorsnee associatie; met de dood valt alles weg.” Het leven neemt steeds dingen van je weg. Nu het aardse einde zich frequenter om haar heen aandient geeft haar dat een andere kijk op de dingen. Laren, waar ze woont, met nog het duidelijke verschil tussen de gemeentelijke en de katholieke begraafplaats en waar de jaarlijkse St. Jansprocessie nog leeft. Het actieve schildersdorp, met de Hamdorff tekenclub, de jaarlijkse ‘Atelierroute’ en de vele kunstenaars die “eenzelfde soort prettige ziel hebben, die je beter begrijpen.” Ze voelt zich er op haar plek.
Kunst
Haar kunst is divers, systemisch en georganiseerd, de details zijn perfect. Dat bewijst haar installatie van keurig gerangschikte oude maaswolkaartjes met gedicht; ode aan de eens zo hardwerkende Eemnesser vrouwen uit vervlogen tijden. “Kunst moet iets voor mij uitlokken, verrassen, niet saai zijn. Kunst mag geen trucje of maniertje zijn dat je steeds herhaalt, het moet binnenkomen, ook de negatieve schoonheid. In een kwast kan ik mij verliezen, dat kan geen kwaad, dan kan ik een hele nacht in trance doorwerken, bij een ketting maken en bij het kleien komt het op de techniek aan, dan moet ik mijn hoofd erbij houden. Soms overdrijf ik in mijn werk om iets duidelijk te maken.” In de jaren ’90 leert Mieke Pontier haar de ins-en outs van kleien. Rond het millennium komt er nog een schepje perfectie boven op met lessen bij de deeltijd ‘ Nieuwe Academie voor Kunst’ , NAU in Utrecht.
Duizend badeendjes dobberden als installatie eens in de raadhuisvijver van Hilversum. Duizend bewegingen in het water als tegenstelling tot de rechte lijnen van het door Dudok ontworpen gebouw. “ik ben wel van één lijn.” En dat klopt. In enkele treffende lijnen tekent ze maandelijks portretjes, die ze ter plekke met aquarelverf inkleurt, van de sprekers die acte de préséance geven op de cultuuravonden in Eemnes.
Er moet nl. “altijd wat te doen zijn…….”
“Kunst is er om niet aan de werkelijkheid ten onder te gaan.”
2019 Tekst © Josette Berg